zondag 1 november 2009

Innovatie stimuleer je niet met extra geld

Het Kabinet trekt extra geld uit voor de uitvoering van schuldhulpverlening. In 2009 krijgen alle gemeenten samen 27,5 miljoen extra bovenop extra gelden die eerder beschikbaar werden gesteld voor schuldhulpverlening en armoedebestrijding. Het is geoormerkt geld dat gemeenten alleen mogen uitgeven aan de uitvoering van schuldhulpverlening. In deze tijd waarin het aantal aanmeldingen in de meeste gemeenten flink toeneemt en de effectiviteit vaak te wensen overlaat, klinkt extra geld in eerste instantie misschien als een logische oplossing. Om meer aanvragen te behandelen, zijn meer schuldhulpverleners nodig en dus is er meer geld nodig. Als organisatieadviseur heb ik bij voorbaat twijfel bij het idee dat meer geld de oplossing is voor een stijgende vraag. En zeker in het veld van de schuldhulpverlening twijfel ik daarover.

Vooralsnog ontbreekt het ons aan overtuigend inzicht in de kosten van schuldhulpverlening en een daaruit voortvloeiende noodzaak om meer geld vrij te maken voor betere prestaties. Op dit moment weten individuele gemeenten vaker niet dan wel wat het ze gemiddeld kost om iemand uit de schulden te helpen. Schuldhulpverlening wordt vaak gefinancierd uit allerlei posten (algemene middelen, de WWB, subsidies aan instellingen voor maatschappelijke dienstverlening etc.) Mede vanwege het ontbreken aan inzicht in de uitgaven, gebruiken gemeenten de kosten bij uitzondering als sturingsinstrument. En als ze de kosten al daarvoor gebruiken, dan doen ze dit doorgaans in een aanbestedingsprocedure waarin de laagste prijs het belangrijkste gunningscriterium is. In de thuiszorg hebben we gezien tot welke onbedoelde effecten dat leidt.

In de afgelopen jaren heb ik veel opdrachten uitgevoerd op het terrein van de schuldhulpverlening. Het analyseren van knelpunten die een effectieve uitvoering in de weg staan, is vaak onderdeel van mijn opdrachten. De gestage toename van het aantal aanvragen die we al jaren zien, was tot op heden zelden aanleiding voor gemeenten om in een knelpuntenanalyse te weinig geld te noemen als de grootste belemmering voor effectieve schuldhulpverlening. Een gebrek aan motivatie bij schuldenaren, woningcorporaties die ondanks convenanten niet aan de gemeente melden dat ze een klant uit huis gaan zetten of de vele weken die verstrijken voordat de belastingdienst aanpassingen in de huur- of zorgtoeslag heeft verwerkt, passeren bij knelpuntenanalyses veel vaker de revue.

Tegen deze achtergrond ben ik dus wel heel benieuwd wat gemeenten gaan doen met het extra geld dat ze krijgen. De afgelopen twee weken heb ik zo her en der rondgevraagd. Ik kreeg diverse antwoorden die varieerden van de wachtlijst wegwerken tot investeren in preventie of nazorg. Stuk voor stuk klinken ze allemaal als prima keuzes. Maar tot mijn verbazing gebeurde het me ook een paar keer dat degene tegenover me wat moeilijk begon te kijken. ‘Nou….. ehm…. wij verlagen ons gemeentelijke budget voor schuldhulpverlening en gebruiken het extra geld als aanvulling zodat we het huidige aanbod in stand houden. Hiermee spelen we gemeentelijk geld vrij voor andere zaken of bezuinigingen’.

Omdat het geoormerkt geld is, moeten gemeenten verantwoorden waar ze het aan uitgeven. In de toelichting van SZW op het extra geld staat hierover: ‘Als indicator wordt uitgevraagd het ‘besteed bedrag aan schuldhulpverlening ten laste van toegekend budget’ Het is dus niet de bedoeling dat de totale uitgaven voor schuldhulpverlening opgegeven worden.’ Door gemeenten alleen te vragen waar ze het extra geld aan uitgeven en daarbij niet af te dwingen dat de reeds gereserveerde budgetten voor de schuldhulpverlening ook gebruikt worden, biedt de keuze het geld te oormerken in de praktijk blijkbaar geen enkele garantie. Dit is natuurlijk niet wat SZW met het extra geld beoogt, maar wel een reactie die ik begrijp als je voor een flinke bezuinigingsopgave staat en bij de uitvoering van schuldhulpverlening te weinig geld niet je grootste probleem is.

Ik heb geen idee of ik toevallig de enkele gemeenten heb gesproken waar ze er op deze manier mee omgaan of dat het een substantiƫle groep betreft. Wat ik wel weet is dat ik het jammer vind dat SZW aan de gemeenten een nagenoeg vrij te besteden bedrag geeft en hen bij de toekenning daarvan nauwelijks prikkelt om echt te innoveren in de uitvoering. De grote knelpunten die effectiviteit in de weg staan (crediteuren die niet meewerken, schuldenaren die uitvallen of andere partijen wiens gedrag leidt tot lange doorlooptijden) los je naar mijn stellige overtuiging niet op met extra geld, maar met anders werken.

Durf als gemeente je af te vragen of je ooit gestelde doelen wel haalbaar en wenselijk zijn. Moet schuldhulpverlening er altijd op gericht zijn om mensen met een drie jaar durende schuldregeling een schuldenvrije toekomst te bieden of is er een groep waarvoor zo’n zware regeling te hoog gegrepen is en moet je bij hen er mee op houden die fresh start na te jagen?

Durf als gemeente kritisch te kijken naar je werkprocessen. Kunnen we onze doorlooptijden verkorten en besparen op klantcontacten als we niet meer tien weken wachten op een definitieve beschikking van de belastingdienst, maar al aan de slag gaan met een percentagevoorstel zodra we de voorlopige berekening van bijvoorbeeld de huurtoeslag hebben (en in de gevallen waarin de definitieve beschikking toch afwijkt van de verwachting we de klant financieel compenseren?

Durf als gemeente het gesprek aan te gaan met je ketenpartners. Wie biedt welke begeleiding aan een cliƫnt en hoe zorgen we er samen voor dat de verschillende hulpverleningssporen op elkaar aansluiten? Meer geld is pas een oplossing als je er alles aan hebt gedaan om slimmer te werken en precies kan onderbouwen waarom je meer geld nodig hebt. En zolang we dit nog niet hebben gedaan, ben ik er niet van overtuigd dat extra geld automatisch leidt tot effectievere schuldhulpverlening!


Deze tekst is als column verschenen op www.sociaaltotaal.nl